1. Waar is het protocol DRN te verkrijgen?
Het DRN protocol is te downloaden via de Nederlandse Commissie voor Stralingsdosimetrie als NCS rapport "Diagnostische Referentieniveaus in Nederland". Het protocol is ook in boekvorm te bestellen, ISBN 978-90-78522-03-4.
2. Komen er ook praktische werkbladen?
Op de site van het LRCB zijn werkbladen (spreadsheets) te vinden die behulpzaam zijn bij toetsing aan DRN’s bij mammografie. Het adres van de LRCB site is: http://www.lrcb.nl/Hoofdmenu/kennisnet/Fysici_en_technici/Downloads_en_links.aspx
3. Niet alle apparaten hebben een DOP meter, is er een andere methode om de waarde te berekenen?
Op toestellen die niet zijn voorzien van deze functionaliteit kan ofwel tijdelijk ofwel permanent een vlakke ionisatiekamer voor het meten van het dosisoppervlakteproduct worden aangebracht. Een andere oplossing bij oudere systemen kan zijn om de output van de röntgenbuis (mGy/mAs) te bepalen (bijvoorbeeld in de acceptatietest of bij het periodieke onderhoud door de fabrikant/leverancier). Aan de hand van de tijdens klinisch onderzoek waargenomen buislading (mAs) en de veldgroottes is het dan eenvoudig het dosis-oppervlakteproduct te berekenen.
4. Het verlagen van dosis moet geen doel op zich zijn, maar altijd gekoppeld aan beeldkwaliteit. Wordt dit niet uit het oog verloren?
Op pagina 9 van het protocol staat de levenscyclus gegeven van een röntgenapparaat. De beeldkwaliteit dient geborgd te worden bij de inbedrijfstelling van het apparaat. Toetsing aan DRN’s vindt plaats tijdens de inbedrijfstelling (wanneer aan fantomen wordt gemeten) of vlak daarna (wanneer aan patiënten wordt gemeten). Mocht het toestel bijgeregeld moeten worden om aan de DRN’s te kunnen voldoen, dan zal vervolgens opnieuw de inbedrijfstelling plaats moeten vinden. Hierbinnen zal ook de beeldkwaliteit weer geëvalueerd moeten worden.
5. Is de verwachting dat DRN's in de toekomst worden geïntegreerd in audits en inspecties?
De inspectie van de gezondheidszorg (IGZ) zal toetsen op DRN’s wanneer de inbedding van DRN’s in kwaliteitssystemen voldoende heeft plaatsgevonden. DRN’s zouden in dit kader deel kunnen gaan uitmaken van prestatie-indicatoren en verder opgenomen gaan worden in bestaande systemen voor kwaliteitsborging in ziekenhuizen (bijv. het Veiligheids Management Systeem (VMS) en het Nederlands Instituut voor Accreditatie Ziekenhuizen (NIAZ)). Dit proces zal onderdeel zijn van het fase 3 project dat mogelijk binnenkort gaat plaatsvinden. IGZ zal in eerste instantie bij ziekenhuizen informeren welke rol de DRN’s spelen in het kwaliteitssysteem van de Radiologie afdeling.
6. Wat is de wetenschappelijke motivatie voor een standaard patiënt met een gemiddeld gewicht van 76,4 kg?
Besloten is niet de definitie van een standaard patiënt over te nemen van het document ‘Radiation Protection 109’ van de EU, waarin een standaard patiënt wordt gedefinieerd als 70 kg zwaar en met een doorsnede van 27 cm, maar om een standaardpatiënt te definiëren die de hedendaagse gemiddelde patiënt beter benadert. In 2006 rapporteert het CBS voor mannen en vrouwen (> 20 jaar, voor de jaren 2000-2006) een gemiddeld gewicht van 76.4 kg (gemiddelde lengte is 174 cm).
7. Wat is de status nu van de DRN's in Nederland?
Zie ook vraag 5. De eerste DRN’s zijn vastgesteld en inmiddels heeft er een tweede fase project plaatsgevonden waarin aanvullende DRN’s zijn gedefinieerd. Uit de enquête is gebleken dat een aantal ziekenhuizen toetsing aan DRN’s is gaan uitvoeren. Van belang is nu de verdere inbedding van DRN’s in bestaande programma’s voor kwaliteitsborging. Dit zal mogelijk onderdeel worden van een fase 3 project.
8. Welke fit wordt geadviseerd om vanuit de data van 20 patiënten tot een dosiswaarde voor de gemiddelde patiënt te komen?
Vooralsnog wordt een exponentiële fit aangeraden. Bijvoorbeeld de exponentiële fit die Excel als optie biedt. Een dergelijke fit beschrijft de data over het algemeen voldoende goed.
Mist u vraag waar u graag het antwoord op wil weten, neem dan contact met DRN.